Uitkijkend over het strand en de oceaan, wordt mijn aandacht getrokken naar een jonge Keniaan die bezig is met een opeenvolgende serie oefeningen. Het ziet er prachtig uit, hij ziet er prachtig uit. Bij hem twee mannen. De rollen zijn duidelijk, hij instrueert de twee. De instructeur heeft een stok in beide handen en hij maakt een slaande beweging ter hoogte van de borst van zijn zogenaamde tegenstander. Deze reageert door vanaf zijn middel snel recht voorover te buigen. Zijn onderlichaam blijft hierbij volledig stil staan. Zo gaat het een tijdje door, afgewisseld door luchtslagen op de knieën waardoor er hoge sprongen gemaakt moeten worden.

De volgende dag. Ik kom terug van een wandeling en vind de jonge man op het strand tegenover mijn huis. De zon is aan het ondergaan. Zijn lichaam, een silhouet. Ik aanschouw het plaatje en spreek hem voorzichtig aan. Hij begint te vertellen over martial arts: als zestienjarige begonnen, een Chinese leraar gehad, geen geld voor middelbare school, iets in het leger gaan doen, instructeur geworden, opleiding mogen doen voor bouwvakker. Nu geen werk, maar wel wat leerlingen en zo verdient hij de kost. Geen geld voor het huren van een leslokaal en we zijn het er over eens dat er geen mooiere en grotere leshal bestaat dan de plek waarop wij ons op dat moment bevinden. En ook nog eens gratis.

We praten en filosoferen wat. Hij is wijs voor zijn leeftijd, 25 jaar. Vertelt over God die hem helpt focus te houden. Over zijn missie om er voor mensen te zijn en God die hem daarbij helpt. Hij is niet zoals de Kenianen die lui zijn, vertelt hij. Teren op andermans zakken en niet willen werken, nee zo is hij niet. Hij vertelt over zijn plan om zich eerst te settelen voordat hij een vrouw zoekt, gaat trouwen en aan een gezin begint. Je hebt immers als mens je verantwoordelijkheden. Over de twee best wel serieuze relaties die hij had, maar de meisjes waren zo materialistisch ingesteld. I am waiting for the right time, zegt hij. Maar wat kun je me adviseren? Ik had hem verteld dat ik moeder ben van vier zonen. Je voelt het, zeg ik, als het zover is.

Ik kijk nog even naar zijn voorstelling, want dat is het geworden. Zo gracieus en ingetogen. Na zijn laatste buiging roept hij me bij zich en vraagt wat ik er van vind. Ik vertel hem dat ik onder de indruk ben en zie zijn ego groeien. Het begint donker te worden en ook een beetje fris en ik besluit een eind aan de conversatie te maken.

Als ik weg wil lopen heeft hij nog één brandende vraag: heb je misschien honderd shilling voor me? Dan hoef ik niet helemaal naar huis te lopen.